afb. Albert Schreurs
Met zijn promotie tot 'Doctor in de Letteren' aan de Universiteit van Maastricht heeft hij kennelijk zo de aandacht op zich gevestigd dat hij vorig jaar werd gevraagd dr. Frans van Gaal op te volgen als voorzitter van de cultuurhistorische vereniging 'De Boschboom'. Een betere keus had ze waarschijnlijk niet kunnen doen, want als cultuursocioloog gedetacheerd bij de leerstoel `Cultuur in Brabant' van de Universiteit van Tilburg is Cees Slegers in het kader van onderzoek naar de culturele biografie van Brabant met name bezig met het ontstaan, de geschiedenis en de mensen achter `Brabants Heem', de koepel waaronder meer dan honderd heemkundige kringen actief zijn. Geboren in Cromvoirt (1944) en daar - hoewel formeel onder Helvoirt - thans vlakbij woonachtig, is de lijn naar Den Bosch van oudsher zeer kort. Te beginnen als leerling van het Sint Janslyceum is Cees Slegers 'altijd zeer op Den Bosch gericht geweest'. Hij adstrueert dat als het ware met zijn dagelijkse gang naar de supermarkt van Cromvoirt waar hij, anders dan op zijn huisadres, de stadseditie van het Brabants Dagblad kan krijgen. Na zijn sociologiestudie in Tilburg wachtte hem alsnog de militaire dienst, waarin hij zich tot zijn groot plezier vooral ook nuttig heeft kunnen maken als vice-voorzitter van de Vereniging van Dienstplichtige Militairen, die zich toen net begon sterk te maken voor verandering van het militaire recht en de vrijheid van meningsuiting. Hoe beroerd het toen met de vrijheid van meningsuiting gesteld was, illustreert het verhaal dat in die tijd een soldaat bepaalde linkse weekbladen niet eens op z'n kamer mocht hebben. En wat het militaire recht betreft: 'Het was toch al te gek dat een officier je voor een klein vergrijp twee weken van je vrijheid kon beroven'. In de jaren 1972-'83 was Cees Slegers werkzaam bij een landelijk pedagogisch centrum, dat zich op dat moment voor de taak gesteld zag door integratie van het toenmalige 'vormingswerk' en de zogeheten streekscholen voor voorbereidend beroepsonderwijs 'het gat in de Mammoetwet' te dichten. 'Twee heel verschillende werelden' herinnert Slegers zich, die hij nochtans kon helpen samensmeden onder de noemer KMBO, duidelijker gezegd: kort middelbaar beroepsonderwijs. Toen dit bureau in een van de grote bezuinigingsgolven, die bij tijd en wijle ons land overspoelen, sneuvelde, kon Cees Slegers directeur worden van de Jeugd- en Jongerenraad in de provincie Noord-Brabant, in 1987 samen met Sportraad en Culturele Raad: de Raad voor Welzijn, Onderwijs en Cultuur, kortweg woc. Mede dankzij het nieuwe elan dat indertijd door de nieuwe gedeputeerde Joep Baartmans aan de cultuurpolitiek in de provincie werd gegeven, kwam overigens de nadruk op de C van cultuur te liggen. Maar ook omdat de provincie op onderwijsgebied weinig zeggenschap heeft, terwijl 'welzijn' in de diverse deelorganen al adequate pleitbezorgers had, was het gewoon zo dat het provinciaal bestuur de meeste behoefte had aan advies op het gebied van kunst en cultuur. | 50 |
Ogen en orenHoewel nog altijd in dienst bij de provincie Noord-Brabant, werd Cees Slegers vorig jaar bij de Universiteit van Tilburg gedetacheerd, waar prof. Arnaud-Jan Bijsterveld na zijn spraakmakende inauguratie-rede over 'Het maakbare verleden een groot project is gestart om de regionale identiteit van Brabant in een nieuw kader te plaatsen. Door onder andere de bekende clichés van de 'Brabantse gemoedelijkheid', het 'katholieke karakter van Brabant', enz. door te prikken, moet een nieuwe culturele biografie van Brabant worden geschreven. Het onderzoek dat Cees Slegers doet is daar een onderdeel van. Daarbij zoekt hij aansluiting bij bestaande instituties als de BRG (Brabants Regionale Geschiedschrijving), Brabants Heem, Monumentenwacht, enz., zoals ook bij de bestaande plannen voor een 'Erfgoedhuis'.De tijd is daar zeker rijp voor, weet Cees Slegers, gezien het feit dat de belangstelling voor geschiedenis en cultuurhistorie 'enorm leeft'. Daarin speelt de heemkundige, geïnteresseerd in de lokale geschiedenis, een belangrijke rol. Slegers' onderzoek belooft van betekenis te zijn voor de beoefening van de heemkunde. Immers, Cees Slegers weet de heemkundige 'zeer ijverig en zeer actief, maar wat hij nodig heeft is een stukje wetenschappelijke begeleiding, waardoor hij zich bewust wordt van de context. Het werk van de heemkundige is doorgaans echter te fragmentarisch. De vraag is: hoe bewaak je het evenwicht tussen, wat ik maar even noem, toevalstreffers en de grote lijn'. Dat doet intussen niets af aan de onverholen waardering die Cees Slegers heeft voor de activiteiten van de heemkundekringen. Integendeel: 'De heemkundigen zouden de ogen en oren van de wetenschap kunnen zijn. Maar dat moet begeleid worden. Je moet de context van de stad of streek in een bepaalde tijd kennen, zodat je weet in welk kader je aan het zoeken bent.' Slegers prijst in dit verband het werk van de BRG die hier door middel van allerlei cursussen veel aan doet. De universiteit - met bijbehorende Brabant-collectie, 'een enorme schat aan papieren bronnen - kan hierbij een belangrijke rol spelen, 'niettegenstaande die net de naam Brabant overboord heeft gezet'. DynamischerCees Slegers zou de heemkunde graag dynamischer zien. 'De heemkunde maakt nog wel eens de fout dat het verleden te veel wordt verheerlijkt. Men gaat voorbij aan de negatieve en sombere kanten van het verleden. Algemeen bestaat de neiging om de glorieuze, de nostalgische, de gemoedelijke en soortgelijke aspecten over te belichten. Zoals er ook nogal eens teveel nadruk op het monumentale wordt gelegd.'In dit verband waarschuwt Cees Slegers dan ook dat de heemkunde niet 'te statisch mag zijn. 'Je kunt niet alles bewaren. Hoe waardevol het verleden ook is, je kunt geen | 51 |
stolp over een stad of dorp zetten. We moeten ons realiseren dat een samenleving leven is. En leven is iets dat steeds aan verandering onderhevig is. Kijk naar de taal, het dialect. Die evolueert ook steeds. Folklore evolueert ook. Er zullen steeds nieuwe gebruiken ontstaan. Oude gebruiken sterven weg. Daar zouden heemkundekringen meer oog voor moeten krijgen.' Cees Slegers onderstreept dat er ruimte moet zijn voor moderne inzichten, zoals die niet alleen door Bijsterveld, maar ook door diens collega's Peter Nissen en Gerard Rooijakkers worden verkondigd. Dat die beweging aan de gang is bewijzen recente initiatieven als boek en congres Kloosters en religieus leven. 'Daarin zie je lijnen doorgetrokken van de middeleeuwse kloosters naar het hedendaagse kloosterleven. Ook in de architectuur van de kloosters: van oude monumenten naar de Bossche school. Zo'n activiteit laat zien hoe dingen veranderen.' Dat neemt niet weg dat er nog 'teveel gekopieerd wordt van wat er nog is. Teveel regeert nog de geest van: het is vijf voor twaalf, we moeten redden wat er nog te redden valt. Leven wil zeggen: er sterven dingen af en er komen nieuwe dingen bij. Al blijft het natuurlijk wel goed te weten hoe het een uit het ander ontstaan is. Dat is wat ik bedoel met dynamisch.' AccentenTegen deze achtergrond kan de vraag of van de nieuwe voorzitter van De Boschboom nieuwe initiatieven, althans nieuwe accenten zijn te verwachten, niet uitblijven. Een zekere reflectie gaat het antwoord vooraf. 'Het verleden van een stad of dorp wordt bepaald door zijn ligging, door de geschiedenis, door de natuur er omheen, enz. Zo zal Den Bosch altijd een eigen sfeer ademen, net zo goed als Maastricht of welke stad ook. Het aardige is om dat lokale eigene in de context van de hele Nederlandse geschiedenis te plaatsen, de eigen omstandigheden te verklaren of te beschrijven. En nagaan hoe je dat levend kunt houden. Maar de vraag daarbij moet zijn: hoe maken we de slag naar eigentijdse, jongere, hedendaagse gebruiken en omstandigheden. Dat accent wil ik graag aanbrengen. Maar een nieuw initiatief is dat niet. De Boschboom was daarover al in discussie op het moment dat ik als voorzitter kwam. lk zal daar graag mee verder gaan.' Slegers weet zich daarbij gesteund door initiatieven als de cursus jeugd-Boschlogie in Den Bosch, de provinciale onderwijsprojecten e.d.Al lijkt het min of meer toeval dat Cees Slegers, voordien niet eens lid van deze cultuurhistorische vereniging, voorzitter van De Boschboom is geworden, z'n verwevenheid met Den Bosch is onmiskenbaar. Benadrukt: 'Mijn verwevenheid met het Bossche carnaval speelt daarbij ontegenzeggelijk een rol'. Als trompettist van de hofkapel De Kikvorschen, als deelnemer aan de Oeteldonkse kletsavonden, participerend in de educatieve lunchconcerten van Piep- en Blaoslust, enz. was Cees Slegers verbonden met de Bossche samenleving, als geen ander de lokale satire belijdend: 'Het komt er altijd op neer dat Den Bosch het centrum van de wereld is.' Daarbij onderkende hij ook bij zichzelf 'altijd de neiging de dingen uit te vergroten, er een parabool van te maken, iets meer te doen dan de dingen zomaar zonder meer over me heen te laten komen.' Met zijn creativiteit stond hij dan ook mede aan de wieg van vier Bossche musicals, van Boschjemijne bij de viering van het 800-jarig bestaan van 's-Hertogenbosch in 1985 tot De Tommies bij de herdenking van de vijftigste verjaardag van de bevrijding van de stad in 1994. In november belooft 'zijn' opera La Madeira zo'n succes te worden dat binnen een paar dagen zo ongeveer alle 6000 plaatsen grif van de hand gingen. Aan deze opera 'met een stukje satire op Oeteldonk, maar ook te volgen zonder bepaalde achtergronden te kennen', heeft hij 'met bijzonder veel plezier gewerkt', maar 'het hartverwarmende van Den Bosch is dat zoiets bij één man begint met een stukje papier, terwijl er nu meer dan 200 mensen mee bezig zijn'. En over de overrompelende kaartverkoop: 'Dat is ook weer typisch Den Bosch: men wil erbij zijn'. CoolenTenslotte moet ook het proefschrift, de biografie van Antoon Coolen die Cees Slegers schreef, nog wel even ter sprake komen. Die natuurlijk niet alleen verklaard kan worden door de omstandigheid 'dat ik door mijn werk veel met de geschiedenis van Brabant bezig ben geweest'. Hij verwijst ook naar het begin van de jaren negentig van de afgelopen eeuw toen 'de hausse van biografieën begon. Op enig moment realiseerde de auteur zich toen dat van bekende Brabantse schrijvers als Anton van Duinkerken, Antoon Coolen, A.M. de Jong, Herman de Man ook, biografieën ontbraken. 'Ik las nog eens een paar boeken van Coolen en ontdekte interessante achtergronden over dat Brabant waar ik mee bezig was. Voor mij als socioloog was het boeiend me te verdiepen in veranderingsprocessen als de emancipatie van Brabant. Maar het aardigste van mijn studie over Coolen was voor mij de verknoping van de sociologische, historische en literaire aspecten die ik bij mijn onderzoek ervoer.'Als bijdrage aan de geschiedenis van Brabant schenkt de biografie van Coolen hem eens te meer voldoening. Het aardige voor Brabant is dat het daarbij niet zal blijven. Naast z'n onderzoekswerk in Tilburg is Cees Slegers namelijk ook - samen met Jan Smeets, toneelconsulent van het Centrum voor Amateurkunst - bezig met de geschiedenis van het toneel en theater in Brabant. | 52 |
Noordbrabants Historisch Jaarboek 16 (1999) 267; 33 (2016) 232